pagina_banner

Behuizingen voor transformatorterminals voor onderstations

Voor de veiligheid van iedereen die in contact zou kunnen komen met een transformator, vereisen de voorschriften dat alle terminals buiten bereik worden geplaatst. Bovendien moeten de bussen, tenzij ze geschikt zijn voor gebruik buitenshuis (zoals op de bovenkant gemonteerde bussen), ook worden ingesloten. Door de bussen van het onderstation af te dekken, blijft water en vuil uit de buurt van de onder spanning staande componenten. De drie meest voorkomende typen behuizingen voor substationbussen zijn flens, keel en luchtterminalkamer.

 

Flens

Flenzen worden doorgaans gebruikt als slechts een passend gedeelte om een ​​luchtterminalkamer of een ander overgangsgedeelte met bouten vast te zetten. Zoals hieronder afgebeeld, kan de transformator worden uitgerust met een flens over de volledige lengte (links) of een flens over de gedeeltelijke lengte (rechts), die een interface biedt waarop u een overgangssectie of een buskanaal kunt vastschroeven.

Foto 1

 

Keel

Een keel is in principe een verlengde flens, en zoals je in de onderstaande afbeelding kunt zien, kan deze, net als een flens, ook rechtstreeks op een buskanaal of een stuk schakelapparaat worden aangesloten. De kelen bevinden zich meestal aan de laagspanningszijde van een transformator. Deze worden gebruikt wanneer u een harde bus rechtstreeks op de schoppen moet aansluiten.

Foto 2

 

Luchtterminalkamer

Voor kabelverbindingen worden luchtterminalkamers (ATC's) gebruikt. Ze bieden meer ruimte dan kelen, omdat ze de kabels naar binnen moeten brengen om aan de bussen te bevestigen. Zoals geïllustreerd in de onderstaande afbeelding, kunnen ATC's een gedeeltelijke lengte (links) of een volledige lengte (rechts) hebben.

foto 3


Posttijd: 11 september 2024